Loading...
 

'O' Eenheden: Uitgangen

Uitgang

Een uitgang koppelt één elektrische verbruiker of kring met uw Domotica Systeem. Door deze koppeling kunt u de verbruiker of kring via uw domotica systeem beheren. Er bestaan verschillende groepen uitgangen:

'Relais'
deze uitgang schakelt tussen een 'aan' (= relais contact gesloten) en een 'uit' (= relais contact open).
'Dimmer'
deze uitgang stuurt een 0-10V signaal naar een dimmer. Dit signaal wordt meestal gebruikt om een vermogendimmer te regelen. 0V uitgang betekent dat de dimmer op 0% staat (belasting is UIT). 10V op de uitgang betekent dat de dimmer op 100% staat (de belasting is AAN). Dit betekent dat een licht of een groep lichten op het dimmercircuit op UIT of AAN of ergens gedimd tussen 0 en 100% staat. In plaats van 0-10V, kan dit ook 1-10V zijn, 0-100% (bijvoorbeeld bij gebruik van een DMX output interface).
'Motor'
deze uitgang bestuurt een motor om links of rechts te roteren voor een beperkt aantal seconden. De motor kan worden gestopt op elk moment. Dus deze uitgang kan worden ingesteld in de links / rechts of STOP status. Links / rechts kunnen ook worden beschouwd als op / neer, afhankelijk van de aangesloten motor (in de meeste gevallen is dit voor de controle van elektrisch gemotoriseerde gordijnen, zonwering en rolluiken).
‘Ceiling Fan’
Deze uitgang bestuurt multi speed ventilatoren.

Uitgangseenheid

Uitgangen met dezelfde functionaliteit en dezelfde technische specificaties worden in het TDS gegroepeerd per uitgangseenheid. De uitgangsinterfaces worden op twee manieren opgedeeld:

  • Op basis van hun functie (relais, dimmers, motoren)
  • Op basis van hun systeemrelatie (geïntegreerd in de MICROS+/PICOS centrale eenheid, extern maar plug-in op de MICROS (+ upgrade versie)/PICOS centrale eenheid en extern aangesloten via de AUTOBUS).

Systeemgebonden

De uitgangsinterfaces zijn ook op te delen volgens de manier waarop ze met de TELETASK centrale eenheid gekoppeld zijn. Er zijn twee groepen definieerbaar:

'Standaard Uitgangsinterfaces'
deze uitgangsinterfaces zijn geïntegreerd op de TELETASK centrale eenheid (enkel van toepassing op de MICROS+/PICOS).
'AUTOBUS Uitgangsinterfaces'
deze uitgangsinterfaces worden via de AUTOBUS met de TELETASK centrale eenheid verbonden. De AUTOBUS eenheden worden ook 'interfaces' genoemd.

Uitgangsnummer

Iedere uitgang die in PROSOFT wordt gedefinieerd, krijgt automatisch een uitgangsnummer toegekend. Eens een uitgang een nummer heeft gekregen, kan deze in de loop van het project niet gewijzigd worden, ook al zou u het adres van de betreffende uitgangseenheid achteraf nog wijzigen.
De nummering start voor de verschillende groepen van functionele uitgangen (relais, dimmers, motors en fans) bij '1'. Afhankelijk van het soort uitgang wordt het nummer binnen PROSOFT voorafgegaan door 'REL' (voor een relais), 'DIM' (voor een dimmer), 'MOT' (voor een motor) of ‘FAN’ (voor een fan uitgang).
Indien er meerdere centrales gekoppeld worden zal voor het uitgangsnummer ook een letter staan die aangeeft met welke centrale de uitgang verbonden is (van A tot J, vermits er tot 10 centrales gekoppeld kunnen worden over IP)

'O' Adres (Output Adres)

Het adres is een noodzakelijke instelling voor alle AUTOBUS uitgangsinterfaces en het moet overeenkomen met de instelbare hardwarematige adresinstelling op de uitgangseenheid zelf.
De nummering van de adressen begint bij ‘00’. Dit adres is gereserveerd voor de centrale eenheid. Bijgevolg zal de adres instelling in een praktische situatie altijd met een hoger nummer starten, mede doordat de centrale eenheid andere voor-gedefinieerde adresinstellingen heeft voor haar interne (algemene) uitgangen. Het aantal voor-gedefinieerde adressen (voorbehouden voor het systeem) hangt af van het type centrale eenheid en deze zullen automatisch in PROSOFT gereserveerd worden.
PROSOFT kent iedere nieuwe uitgangseenheid automatisch een adres toe. Zorg ervoor dat ofwel dit adres wordt ingesteld op de uitgangseenheid, ofwel dat de instelling in PROSOFT wordt aangepast aan de instelling op de uitgangseenheid.
Daarnaast voegt PROSOFT voor intern gebruik een 'O' toe aan het adres. Zo is binnen PROSOFT duidelijk dat het om een uitgangseenheid (in het Engels: 'Output Interface') gaat. Dit is noodzakelijk want er zijn ook TELETASK AUTOBUS ingangseenheden, die een adres toegewezen krijgen: dit zijn 'I' adressen.
Deze 'I' adressen staan los van de 'O' adressen. Dit betekent dat er een 'O16' en een 'I16' kan bestaan. Binnen de 'O' en 'I' adressen is ieder adres dan wel uniek. Er kunnen geen 2 'O16' adressen of 'I16' adressen bestaan. Raadpleeg voor meer informatie over de 'I' adressen paragraaf 'I' Adres.
Er zal geen beschadiging optreden aan de toestellen bij dubbel adres gebruik maar de uitgangen zullen zich onvoorspelbaar gedragen. Raadpleeg het hoofdstuk van de ‘I interfaces’ voor meer informatie over ‘I adressering’.
Het aantal beschikbare adressen op de AUTOBUS is gelimiteerd. Het hoogst instelbare adres voor een uitgang (‘O’ adres) is bepaald door het type centrale eenheid dat gekozen is. Zie aub de technische eigenschappen van het centraal systeem.

BELANGRIJKE OPMERKING: Dubbel adresgebruik binnen eenzelfde groep is niet toegelaten en kan voor gevaar en onveilige situaties zorgen. Controleer daarom steeds zorgvuldig de adresinstellingen vóór u het systeem inschakelt.


Table of contents:

Switch Language

TELETASK Technical handbook