Het monitor scherm toont de activiteit van de Centrale Eenheid. Deze zijn de zelfde logs zijn terug te vinden in de today.log bij het klikken op 'Get Log Info' van de communication/receive menu. Of van alle logs die opgeslaan worden op de PC wanneer de logs gedownload worden. De map is gelokaliseerd in: "C:\ProgramData\TELETASK\LOGS\Serial number CENTRAL UNIT\2014\04"
Voor elke dag van die maand kunnen deze terug gevonden worden.
Om uit te zoeken wat er getoond word in deze logs, vergt wat oefening. Elke actie start met de tijd waarop het plaatsvond. In de monitor is dit de Berekende Tijd van de Centrale Eenheid. In de opgeslagen log bestanden is dit de UCT tijd (in milliseconden vanaf 01/01/1970 0:00). van deze waarden moet de tijdzones afgetrokken worden om de actuele tijd te krijgen.
De rest van de log lijn bevat log date, informatie, waarschuwingen of fouten.
Een log data lijn start met L gevolgd door een log type (S,A,V,T,H,P,L,B,D), aanvullende met subtypes en parameters.
S (Status gewijzigd)
Vertelt dat er een status van een functie gewijzigd is.
L; | S; | 0, | 9, | 2, | -1 | ||
Log | Gewijzigde Status | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (zie lijst) | Functie Nr. | Status: (-1=AAN, 0=UIT, %) |
De status van de Timed Local Mood nr 2 is AAN.
D (Digitale Ingang Actief)
Vertelt dat een digitale ingang of drukknop actief is geweest.
L; | D; | 1, | 52, | 64, | 1, | 0 | |
Log | Digitale Ingang Actief | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (=52) | Digitale ingang Nr | Functie (Kort =1, Lang of stijgende flank=2, geopend of dalende flank=3) | Extra info (vb. 8 = IR commando) |
Digitale ingang 64 is bediend geweest.
A (Activeren van Functie)
Activeert een zekere functie/toestel door een functie/ingang.
L; | A; | 1, | 20, | 2; | 1, | 1, | 92 |
Log | Activeer Toestel | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (zie lijst) | Functie Nr | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (zie lijst) | Functie Nr |
1, 20, 2
Ingang/functie die een andere functie/toestel activeert
1, 1, 92
Functie/toestel die door een andere ingang/functie geactiveerd wordt
Sensor zone nr2 zal reageren op relais 92.
L; | A; | 0, | -40, | 2; | 1, | 1, | 2 |
Log | Activeer Functie | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (-40= GUI of Diagnostics, 0 = van andere Centrale Eenheid) | Functie Nr (2 in geval van -40 = active GUI nr) | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (zie lijst) | Functie Nr |
De tweede geactiveerde GUI (of Diagnostice) zal relais 2 omschakelen.
V (Analoge Waarde)
Een sensor meet een nieuwe waarde.
L; | V; | 1, | 20, | 2; | 2905 | ||
Log | Waarde (sensor) | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (zie lijst) | Sensor Nr | Waarde (Voor berekening zie handleiding TDS15132) |
Sensor 2 meet waarde 2905 = 17.5°C (2905/10 - 273).
L (Led Feedback)
Toont aan dat de feedback (LED) van een bedieningspaneel gewijzigd is.
L; | L; | 1, | 52, | 192; | -1 | ||
Log | Led Feedback | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (52 = Touch panel Key) | Toetspaneel toets Nr. | Status (-1=AA, 0=UIT) |
De feedback van toetspaneel nr 192 is AAN.
I (Interface Gestart)
Toont aan de een interface gestart is.
L; | I; | 1, | 1, | 30 | |||
Log | Interface gestart | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | AUTOBUS Nr | AUTOBUS Adres |
Een interface is gestart met adres 30 op AUTOBUS nr 1.
F (Functie Actief)
Een functie is geactiveerd van een TELETASK bedieningspaneel.
L; | F; | 1, | 2, | 87; | 1, | 1, | 30 |
Log | Functie (van TELETASK Aanraakscherm) | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | AUTOBUS Nr | AUTOBUS Adres | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (zie lijst) | Function Nr |
Bedieningspaneel met adres 87 op AUTOBUS 2 schakelt Relais 30.
T (Tag)
Een tag of kaart is gelezen door een kaartlezer.
L; | T; | 1203620; | -1 | 1, | 1, | 2 | |
Log | Tag | Tag nummer | Toegans (-1=toegestaan, 0=gewijgerd) | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | AUTOBUS Nr | AUTOBUS adres |
Tag nummer 1203620 is gelezen door een kaartlezer met adres 2 op AUTOBUS 1 en toegang is verleend.
Q (Quartier Totaal)
Toont het nummer van pulsen die een bepaalde sensor heeft gedetecteerd over de voorbije 15 minuten.
L; | Q; | 1, | 20, | 3; | 1 | ||
Log | Kwartaal Totaal | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (20 = Sensor) | Zone Nr | Aantal pulsen |
Pulse sensor 3 heeft 1 puls gedetecteerd over de laatste 15 minuten.
P (Preset Veranderd)
Toont dat er een Preset van een bepaalde zone gewijzigd is.
L; | P; | 3, | 20, | 22, | 29; | 2955 | |
Log | Preset gewijzigd | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (20 = sensor) | Zone Nr | Preset (29= Dag, 27=Nacht, 88=ECO) | Nieuwe Waarde (Voor berekening zie handleiding TDS15132)) |
De Dag preset van sensor 22 op Centrale Eenheid 3 is op 26,5°C gezet.
B (Ongekende Toets Actief)
Er is gedrukt op een toets met de Centrale Eenheid heeft geen informatie over deze bedieningspaneel. Dit wijst op een fout (hoogstwaarschijnlijk een interface die niet geconfigureerd is in het .nbt bestand?.
L; | B; | 1, | 1, | 11; | 5, | 1, | 0 |
Log | Onbekende toets actief | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | AUTOBUS Nr | AUTOBUS Adres | Toets Nr op interface | Functie (zie 'D') | Extra info |
Toets 5 van interface met adres 11 op AUTOBUS 1 is ingedrukt.
C (Centrale Eenheid Commando)
Toont dat een functie van een ander Centrale Eenheid zal worden uitgevoerd (enkel van toepassing wanneer er verschillende Centrale Eenheden in één project zitten).
L; | C; | 3, | 1, | 16; | 3 | ||
Log | Centrale Eenheid Commando | Centrale Eenheid nr (0= niet gelinkt) | Functie Type (zie lijst) | Function Nr | Doel Centrale Eenheid Nr |
Relais 16 op Centrale Eenheid 3 zal aangeschakeld worden (de log lijn op Centrale Eenheid 3 zal er uitzien als: L;A;0,0;3;1,16).
H (Uur)
Toont aan dat de Centrale Eenheid de huidige datum/tijd naar alle interfaces heeft verzonden (na het opstarten en elk uur). Dit syncroniseerd alle klokken op de bedieningspanelen.
L; | H; | 8 | |||||
Log | Uur | Uur (0-11) |